Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voorgeschreven testen binnen de PSIE (Bevolkingsonderzoek Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie ) voor de screening op infectieziekten en de te rapporteren conclusies op basis van de uitslagen.
De screening op infectieziekten vindt plaats in een bloedmonster dat bij voorkeur is afgenomen vóór week 13 (<13+0) van de zwangerschap (meestal na het eerste bezoek aan de verloskundige zorgverlener).
- Een positieve uitslag bij de screeningstest wordt in hetzelfde bloedmonster bevestigd met een confirmatietest.
- Een positieve, geconfirmeerde HBsAg-uitslag dient daarnaast aangevuld te worden met specificatie testen.
- Voor sommige testen zijn meerdere methoden toegestaan. Er geldt echter wel een beperkte vergoedingsregeling.
- Het laboratorium levert een definitieve conclusie aan de verloskundige zorgverlener en het RIVM-DVP (Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ) over de aan- of afwezigheid van een infectie.
Samenvatting resultaten screeningstesten en conclusies
Verwekker |
Screeningtest |
Confirmatietest (Een (serie) testen in hetzelfde bloedmonster om de positieve uitslag van de eerste screentest te bevestigen of verwerpen ) |
Definitieve conclusie |
Specificatie |
|
---|---|---|---|---|---|
|
|
|
Positief |
Negatief |
|
Hiv |
hiv-1/2-antistoffen of |
hiv-1/2-immunoblot* |
hiv-1/2-immunoblot positief |
Bij een negatieve screeningstest of bij een negatieve confirmatietest |
niet binnen PSIE (Bevolkingsonderzoek Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie
): p24-antigeen of hiv-RNA |
Syfilis |
TPHA (Treponema Pallidum Haemagglutination Assay
)/TPPA of |
RPR (Rapid Plasma Reagin test
)/VDRL (Venereal Disease Research Laboratory test
)** énFTA-abs of |
RPR/VDRL ≥ 1:8 na positieve screeningstest |
RPR/VDRL ≤ 1:4 na positieve screeningstest |
n.v.t. |
HBV (Hepatitis B-virus ) |
HBsAg |
HBsAg-confirmatietest |
HBsAg confirmatie positief*** |
Bij een negatieve screeningstest of bij een negatieve confirmatietest |
anti-HBc, HBeAg, anti-HBe |
*) Als hiv Ag/As test (hiv-combotest) wordt verricht en de hiv-1/2-immunoblot is negatief dan wordt ook een p24-antigeen of een hiv-RNA bepaald. Als hiv-p24-antigeen of hiv-RNA aantoonbaar is, dan is de definitieve conclusie: hiv-positief.
**) RPR (Rapid Plasma Reagin test
)/VDRL (Venereal Disease Research Laboratory test
)-titer ≥ 1:8 wordt beschouwd als actieve infectie. De VDRL-titer is bepalend om onderscheid te maken tussen een actieve of niet-actieve (doorgemaakte) infectie; een FTA-absorptietest of Treponema- immunoblot kan wordt gebruikt als bevestigingstest (confirmatie) wanneer de screeningstest (EIA of TPPA) positief is. Indien er een discrepantie is tussen een EIA/TPPA en de FTA-absorptietest of Treponema immunoblot, dan dient het laboratorium extra onderzoek te doen of het screeningsonderzoek te herhalen om zich ervan te vergewissen of er wel echt sprake is van antistoffen tegen Treponema pallidum.
***) Als positief dan worden ook anti-HBc, anti-HBe en HBeAg bepaald.
Tarieven
Voor de uitvoering van de laboratoriumbepalingen conform de geldende kwaliteitseisen ontvangen de laboratoria het door VWS vastgestelde tarief.