Met de screening op syfilis wordt een eventuele besmetting van de moeder gesignaleerd. Hierdoor kan vroegtijdig actie worden ondernomen om de gevolgen van besmetting van het kind te voorkomen of te minimaliseren.

Lees hier verder over de volgende onderwerpen:

Wat is het?

Syfilis, ook wel lues genoemd, is een seksueel overdraagbare infectieziekte die veroorzaakt wordt door de bacterie Treponema pallidum, subspecies pallidum.

Syfilis kent verschillende stadia. Het onderscheid wordt gemaakt op basis van het klinische beeld. Typerend voor primaire syfilis is de ontwikkeling van een meestal pijnloos geïndureerd ulcus (ulcus durum) op de plaats van de infectie (penis, vulva, mond en anus). Van de onbehandelde patiënten krijgt 60 tot 90% vervolgens secundaire syfilis, gekenmerkt door een diffuse huiduitslag, verlies van eetlust, misselijkheid, hoofdpijn, slapeloosheid, koorts, spier- en gewrichtspijnen. De klachten gaan over maar kunnen vooral in het eerste jaar zo nu en dan weer terugkomen. Hierna breekt een symptoomloze periode aan. Dit ‘latente’ stadium (syfilis latens recens) kan 2 tot 4 jaar bestaan. De patiënt is nog wel besmettelijk voor anderen. Bij 30% van depatiënten worden uiteindelijk inwendige organen, zoals hart en bloedvaten, of het zenuwstelsel aangetast (syfilis latens tarda). In dit stadium kan ook neurosyfilis ontstaan, met hoofdpijn, verwardheid, persoonlijkheidsverandering, uitval van hersenzenuwen en dementie. Syfilis latens tarda is in het algemeen niet langer infectieus.

Een uitzondering bestaat bij zwangeren. In alle stadia van syfilis kan verticale transmissie, overdracht van moeder op ongeboren kind, optreden. Het risico hierop is het grootst bij primaire syfilis, maar kan ook bij secundaire syfilis of alle stadia van latente syfilis optreden. Syfilis kan tijdens een zwangerschap leiden tot een spontane abortus, intra-uteriene groeivertraging of -vruchtdood, vroegtijdig breken van de vliezen, partus prematurus, hydrops foetalis, of congenitale syfilis. Klinische symptomen van vroege congenitale syfilis zijn haemorrhagische rhinitis, palmaire en plantaire bullae, rash, hemolytische anemie, thrombocytopenie, hepatosplenomegalie, pseudoparalyse van Parrot, periostitis en osteochondritis. Klinische symptomen van late congenitale syfilis zijn keratitis parenchymatosa, gummata (mond, neus, keelholte), periostitis, doofheid, neurosyfilis, hydrops van de gewrichten, sabelbenen, verdikte claviculae, zadelneus, Hutchinson-tanden en littekens rond de mond. De kans op een intrauteriene infectie wordt verkleind door vroegtijdige behandeling tijdens de zwangerschap maar congenitale syfilis kan ondanks behandeling nog steeds optreden. Daarom worden alle pasgeborenen van moeders met treponemale antistoffen na de geboorte getest op congenitale syfilis.

Hoe vaak komt het voor

Jaarlijks wordt bij 0,01% van de zwangeren actieve syfilis vastgesteld, ofwel zo’n 12 - 25 zwangeren per jaar (van der Ploeg et al, 2025).
Het aantal aanvragen voor diagnostiek in verband met congenitale syfilis bij het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) varieerde tussen 2014 en 2023 tussen 27 en 48 per jaar (Kayaert et al., Sexually transmitted infections in the Netherlands in 2023. RIVM report 2024-0038, RIVM, 2024.). Omdat het geen meldingsplichtige ziekte is, is het niet bekend hoeveel aanvragen er bij overige laboratoria zijn.
Sinds 2015 is het aantal door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu gevonden diagnoses van  congenitale syfilis laag, namelijk 0 of 1 per jaar, uitgezonderd 2017/2018 (4 kinderen) (van der Ploeg et al, 2025). Een wat ouder onderzoek rapporteerde dat de meeste moeders behoorden tot de kwetsbare groepen (illegaal verblijvend of druggebruikend) en zich aan de reguliere zorg hadden onttrokken (Van der Kemp et al., 2006).

Hoe vindt besmetting plaats

Transmissie van syfilis vindt bij volwassenen vrijwel uitsluitend plaats via seksuele overdracht, waarbij direct contact met actieve (vochtige) laesies nodig is. De transmissiekans na een seksueel contact wordt geschat op 30%. Er is geen verschil tussen mannen en vrouwen. Besmetting is ook mogelijk door bloedtransfusie met bloed van een donor in de infectieuze fase, gedeelde naalden bij druggebruikers of via tatoeage, en direct aanraken van de laesies met blote handen (medisch personeel).

De infectieuze periode is afhankelijk van de aanwezigheid van oppervlakkige laesies en duurt vanaf de besmetting ongeveer 1 jaar. In de periode van primaire en secundaire syfilis en syfilis latens recens is de patiënt besmettelijk. Syfilis latens tarda en tertiaire syfilis zijn niet besmettelijk.

De overdracht van moeder op kind kan transplacentair of tijdens de bevalling plaatsvinden, in deze gevallen wordt gesproken van congenitale syfilis bij het kind. Zwangeren kunnen vanaf het begin van de infectie (en niet pas na enkele weken zoals vroeger werd gedacht) besmettelijk zijn voor de foetus. Deze besmettelijkheid kan jarenlang aanhouden omdat het om een transplacentaire besmetting gaat en de treponemata, ook in de late fase, aanwezig blijven in het lichaam. Wel is het zo dat de verticale transmissiekans geleidelijk aan afneemt en na ongeveer 8 jaar vrijwel niet meer aanwezig is. Nul wordt het echter nooit.

Aantonen

Tijdens de zwangerschap

Onderzoek op syfilis wordt bij voorkeur uitgevoerd voor een zwangerschapsduur van 13 weken en verschilt niet van de diagnostiek bij niet-zwangeren. Eerst wordt een screeningsonderzoek uitgevoerd op de aanwezigheid van T.pallidum antistoffen met een T.pallidum antistoftest (EIA of CLIA) of een Treponema Pallidum Haem- of Particle-agglutination Assay (TPHA Treponema Pallidum Haemagglutination Assay (Treponema Pallidum Haemagglutination Assay ) of TPPA). Indien de T.pallidum antistoftest of de TPHA/TPPA positief is dan wordt een tweede treponemale test verricht: Treponema pallidum immunoblot of TPHA/TPPA (confirmatie met TPHA/TPPA alleen wanneer als screeningstest de EIA/CLIA is verricht). Als de immunoblot of TPHA/TPPA confirmatietest positief is dan wordt een RPR Rapid Plasma Reagin test (Rapid Plasma Reagin test ) (Rapid Plasma Reagin) of VDRL Venereal Disease Research Laboratory test (Venereal Disease Research Laboratory test ) (Venereal Disease Research Laboratory) titer bepaald. Beide testen zijn valide, maar de kwantitatieve resultaten kunnen niet vergeleken worden omdat de RPR-titers vaak hoger zijn dan de VDR-titers. In Nederland wordt echter in de meeste laboratoria de RPR-test gedaan en daarom wordt in dit draaiboek ook de RPR-test aanbevolen. 

De RPR-titer maakt onderscheid tussen een actieve of niet-actieve (doorgemaakte of behandelde) infectie. Bij een RPR-titer van 1:8 of hoger is er sprake van een actieve syfilis-infectie. Bij een actieve infectie is er een hoge kans op intra-uteriene besmetting. Een actieve infectie (primaire of secundaire lues) moet altijd zo snel mogelijk na vaststellen behandeld worden. Bij een RPR-titer kleiner dan 1:8 is er niet aantoonbaar sprake van actieve ziekte (lues latens) of is er sprake van een behandelde lues en is de kans op intra-uteriene transmissie lager (lues latens) of afwezig (in het verleden gedocumenteerde en behandelde lues). De treponemale antistoffen kunnen ook positief zijn bij zwangeren die een endemische, non-venerische vorm, met Treponema hebben doorgemaakt. Aangezien het niet mogelijk is onderscheid te maken tussen de verschillende treponemale infecties is behandeling altijd geïndiceerd.

Definitieve conclusie

De uitslag voor syfilis is NEGATIEF indien de screeningstest negatief is, of wanneer een screeningstest (EIA/CLIA of TPPA/TPHA Treponema Pallidum Haemagglutination Assay (Treponema Pallidum Haemagglutination Assay )) positief is maar de Treponema pallidum immunoblot of andere tweede treponemale test (TPPA/TPHA) negatief.
De uitslag voor syfilis is POSITIEF indien een positieve screeningstest wordt bevestigd met een positieve Treponema pallidum immunoblot of andere tweede treponemale test (TPHA/TPPA). Als er sprake is van positieve syfilis serologie wordt ook een RPR Rapid Plasma Reagin test (Rapid Plasma Reagin test )-titer bepaald om de ziekteactiviteit vast te stellen. 

De verloskundige zorgverlener kan bij een dubieuze serologische uitslag en twijfel over de diagnose het onderzoek laten herhalen. Dit onderzoek valt buiten de PSIE Bevolkingsonderzoek Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (Bevolkingsonderzoek Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie )

Alle zwangeren die positief testen voor syfilis en niet eerder (gedocumenteerd) behandeld zijn voor syfilis worden zo snel mogelijk behandeld, ongeacht de ziekteactiviteit.. Een pasgeborene van een zwangere met Treponemale antistoffen wordt altijd gezien door de kinderarts en er wordt syfilis serologie bij de pasgeborene en de moeder verricht. 

NB: onderscheid tussen venerische T.pallidum en endemische, non venerische Treponema is niet mogelijk, daarom wordt in deze gevallen een voorzorgsbehandeling geadviseerd.

Een intra-uteriene infectie kan bevestigd worden door het aantonen van Treponema pallidum IgM in de foetale circulatie. Deze passeren namelijk niet de placenta. Ook is DNA-onderzoek op Treponema pallidum mogelijk. Invasief foetaal onderzoek wordt echter zelden uitgevoerd. Echo-onderzoek heeft beperkte waarde. De afwijkingen zijn niet specifiek en het ontbreken van afwijkingen sluit een congenitale infectie niet uit. 

Na de bevalling
Meestal wordt postpartum onderzoek uitgevoerd. Naast Treponema pallidum IgM bij de pasgeborene, kan een vergelijking van RPR Rapid Plasma Reagin test (Rapid Plasma Reagin test ) en Treponema pallidum immunoblot tussen moeder en kind in de tijd worden uitgevoerd vanaf de dag van de geboorte. Een verschillend beloop van de RPR-meetwaarden of T.pallidum immonoblot uitslagen bij moeder en kind, kan een congenitale infectie aantonen of uitsluiten. 

Iedere pasgeborene van een moeder met positieve syfilisserologie – al of niet behandeld – moet onderzocht worden op syfilis. Bij de pasgeborene is het klinisch beeld samen met een positieve serologie bij de moeder meer informatief dan de vaak fout-negatieve serologie bij het kind. Bepalingen in navelstrengbloed geven vaak fout-positieve uitslagen. Soms kunnen treponemata uit oppervlakkige laesies bij de pasgeborene aangetoond worden door Treponema pallidum PCR. 

Door een veranderde B-celfunctie testen hiv-geïnfecteerden relatief vaak fout-positief voor syfilis en zijn de titers vaak hoger. Bij een voortgeschreden hiv-infectie is de immuunrespons op een syfilisinfectie slechter en kunnen testen op syfilis fout-negatief zijn. Het screenend laboratorium kan (in bijzondere gevallen) aanvullend serologisch onderzoek aanvragen bij het centrum Infectieonderzoek, Diagnostiek en Screening (IDS Centrum voor Infectieziektenonderzoek, Diagnostiek en Screening (Centrum voor Infectieziektenonderzoek, Diagnostiek en Screening )) van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).

Voor meer informatie over diagnostiek zie LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Syfilis (zie verwijzing in rechter navigatiekolom).

Behandeling van de zwangere

Bij de zwangere zelf verloopt de ziekte niet ernstiger dan bij niet-zwangeren. Wel is de behandeling van syfilis in de zwangerschap anders dan bij niet-zwangeren. Het is cruciaal de aandoening bij zwangeren zo vroeg mogelijk te detecteren en de behandeling te beginnen (bij voorkeur voor een zwangerschapsduur van 14+0 weken), anders is de kans groot dat het kind onherstelbare schade oploopt. Zwangeren met vroege syfilis krijgen drie keer benzathinebenzylpenicilline toegediend. 

Behandeling van het kind

Behandeling wordt gestart afhankelijk van kliniek, maternale serologie, maternale behandeling, serologisch onderzoek bij moeder en kind postpartum en risicofactoren bij moeder en kind. Indien geïndiceerd, krijgt de pasgeborene benzylpenicilline G toegediend. 

Borstvoeding

Besmetting vindt niet plaats via borstvoeding, tenzij er actieve syfilitische laesies aan de borst zijn.

Meldingsplicht

Voor syfilis geldt geen meldingsplicht.